Μῦθος Het medium wordt gebruikt om te zeggen dat het onderwerp

Σχετικά έγγραφα
persoon praesens imperfectum sigmatische aoristus

bab.la Φράσεις: Προσωπική Αλληλογραφία Ευχές ολλανδικά-ολλανδικά

Waar kan ik het formulier voor vinden? Waar kan ik het formulier voor vinden? Για να ρωτήσετε που μπορείτε να βρείτε μια φόρμα

Bijlage VWO. Grieks. tijdvak 1. Tekstboekje a-VW-1-b

Immigratie Documenten

Nieuw Grieks Grammatica Konstantinos Athanasiou

Αιτήσεις Συστατική Επιστολή

Αιτήσεις Συνοδευτική Επιστολή

I. De verbuiging van de substan1even

Solliciteren Sollicitatiebrief

5.A De voorbereiding. οὕτω δ οὐ πολλῷ ὕστερον 1 ἐν τῷ μηνὶ A Γαμηλιῶνι B ὁ γάμος C. ἐπετελεῖτο D. πολλοὶ δὲ γάμοι ἐν ταῖς Ἀθήναις διέμενον 2

bab.la Φράσεις: Προσωπική Αλληλογραφία Ευχές ολλανδικά-ελληνικά

Αιτήσεις Συνοδευτική Επιστολή

Examen VWO. Grieks. Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni uur. Tekstboekje. Begin.

NOVEMBER 2016 AL: 150. TYD: 3 uur

Schijnbeweging. Illusie in de Griekse kunst speurtocht

ἐγώ ik ζύ je/jij - hij/zij/het 1 e persoon 2 e persoon 3 e persoon mnl vrl onz

OEFENVRAESTEL VRAESTEL 1

Θα ήθελα να ανοίξω ένα τραπεζικό λογαριασμό. Θα ήθελα να κλείσω τον τραπεζικό μου λογαριασμό. Μπορώ να ανοίξω τραπεζικό λογαριασμό μέσω του ίντερνετ;

Εμπορική αλληλογραφία Επιστολή

Εμπορική αλληλογραφία Επιστολή

PROLOOG ΑΓΑΜΕΜΝΩΝ. 49 Ἐγένοντο Λήδᾳ Θεστιάδι τρεῖς παρθένοι, 50 Φοίβη Κλυταιμήστρα τ, ἐμὴ ξυνάορος, Ἑλένη τε ταύτης οἱ τὰ πρῶτ ὠλβισμένοι

Zakelijke correspondentie

Solliciteren Referentie

Προσωπική Αλληλογραφία Επιστολή

Les 30. Let op! Het betrekkelijk voornaamwoord kan in alle naamvallen staan. M V O

MOUSEION MOY EION. Wijzigingen in de derde editie

Πληροφοριακή παιδεία σε 7 βήματα: ένας κύκλος μαθημάτων ηλεκτρονικής μάθησης

GRAMMATICAAL OVERZICHTJE

THALASSA een leerboek Grieks BASISGRAMMATICA

Tracht de navolgende woorden fonetisch weer te geven:

πρῶτον μὲν τοῦτον τὸν λόγον ἀναλάβωμεν ὃν σὺ λέγεις περὶ τῶν δοξῶν μέν congr. cmpl. subj. bep. bij bijzinskern

Council of the European Union Brussels, 18 December 2014

OEFENVRAESTEL VRAESTEL 1

STAMTIJDEN PER TIJDSTAM (kleine lijst) Deze lijst bevat de stamtijden die in de woordenlijst opgenomen zijn.

Σας ευχαριστούμε που κατεβάσατε τις κάρτες ερωτήσεων. Θα θέλαμε να μοιραστούμε κάποιες από τις εμπειρίες μας μαζί σας.

Solliciteren Sollicitatiebrief

Εμπορική αλληλογραφία Επιστολή

Εμπορική αλληλογραφία Επιστολή

Persoonlijke correspondentie Brief

ΒΑΛΚΥΡΙΕΣ. de walkuren PAULO COELHO PAULO COELHO. livanis ΛΙΒΑΝΗΣ

STAMTIJDEN PER TIJDSTAM (grote lijst)

Graad 11 Fisika. Kennisarea: Meganika

Tegenwoordige tijd, 2e stam en Aoristos van enkele Griekse werkwoorden

De eerste stappen Πρώτα Βήματα First Steps

Geschäftskorrespondenz

3-maandelijkse nieuwsbrief van de Nederlands-Griekse Vereniging Noord-Griekenland. april 2010 ΒΕΕΛΟΛ ΤΡΙΜΗΝΙΑΙΟ ΠΕΡΙΟ ΙΚΟ ΑΠΡΙΛΙΟΥ 2010 ΤΕΥΧΟΣ 18

Nieuwgriekse Grammatica. Een compleet Nieuwgriekse Grammatica & Syntaxis

LES 6 LIQUIDASTAMMEN ΑΥΤΟΣ ΟΥΤΟΣ & ΕΚΕΙΝΟΣ ΤΙΣ / ΤΙ ΕΙΣ & ΟΥΔΕΙΣ PRAESENS EN IMPERFECTUM MEDII A. GRAMMATICA. 1. Verbuiging van de liquidastammen.

Euripides. De Elektra

εἰ δὲ μή, παῦσαι ἤδη, ὦ θαυμάσιε, πολλάκις μοι λέγων τὸν αὐτὸν λόγον, bepaling cmpl. attribuut complement (object)

Milào Basiscursus Nieuwgrieks. Oefentoetsen. Dafni Alverti & Despina Moysiadou. u i t g e v e r ij c o u t i n h o. bussum 2017

LES 2 MASCULINA VAN DE A-DECLINATIE IMPERFECTUM EN AORISTUS VAN ΛΟΥΩ A. GRAMMATICA. 1. Declinatie van masculiene a-stammen SINGULARIS

Immigratie Documenten

Wiskunde. Graad 12 Vraestel 2. Tyd: 3 uur. Totaal: 150

Poem of Parmenides : on nature

Hierdie vraestel is deel van InternetLearning se ExamKit pakket.

HERHALING. Wat weten we ondertussen over het gebruik van de naamvallen? We bouwen verder op het schema van hoofdstuk acht.

Zakelijke correspondentie

Zakelijke correspondentie

ΑΡΧΑΙΑ ΕΛΛΗΝΙΚΗ ΓΛΩΑ Α ΓΥΜΝΑΙΟΥ

Mark 10: Fokus: vers Jesus se dissipel-onderrig oor: Ons kinders se toegang tot Hom... en ons almal se ingang in die Koninkryk.

Π Ο Λ Ι Τ Ι Κ Α Κ Α Ι Σ Τ Ρ Α Τ Ι Ω Τ Ι Κ Α Γ Ε Γ Ο Ν Ο Τ Α

Hosea se boodskap is Keer terug na God." 15 keer in die 14 hoofstukke word die woord keer terug gebruik. In Hebreeus is dit sjoeb = Bekeer.

Application Motivational Cover Letter

Reeks 1: Wie is God? God die Vader Skriflesing: Joh. 14:8-11; 1 Joh 2:28-3:3; 1 Joh 5:1-2

LES LXVII 1 LES LXVII

Ταξίδι Στο δρόμο. Στο δρόμο - Τόπος. Όταν δεν ξέρετε που είστε. Παράκληση για ένδειξη συγκεκριμένης τοποθεσίας σε χάρτη

RAFFINERAD RUTINERAD GR NL

Klassieke Olympiaden Grieks POLYKRATES taaleigen van Herodotus

Immigratie Documenten

ΕΛΛΗΝΙΚΑ 4 NEDERLANDS 26

GEBRUIKSHANDLEIDING MANUAL DE USO ΕΓΧΕΙΡΙΔΙΟ ΧΡΗΣΗΣ

NAGMAAL. SKRIFLESING: Johannes 19: TEKS: Johannes 19:30. Christus doen alles klaar. Psalm 2 : 6. Skrifberyming 59 (10-2) Psalm 65 : 2

LES 3. O-DECLINATIE PRONOMEN DEMONSTRATIVUM ὅδε A. GRAMMATICA. 1. Declinatie van de o-stammen

Prediker 4:7 12. Geliefdes, vandag sê die Here vir jou: TWEE VAAR BETER AS EEN N DRIEDUBBELE TOU BREEK NIE MAKLIK NIE

Δειγματική Διδασκαλία του αδίδακτου αρχαιοελληνικού κειμένου στη Β Λυκείου με διαγραμματική παρουσίαση και χρήση της τεχνολογίας

SAUNA FINLANDESE ARJA

C 50 ΠΕΡΙΕΧΟΜΕΝΑ/ INHOUD ΕΓΧΕΙΡΊΔΙΟ ΟΔΗΓΙΏΝ GEBRUIKSAANWIJZING

Efes 6:1-4. Fokus: Efes 6:4 Kinderopvoeding in God se nuwe-mensdom

ΑΠΟΛΥΤΗΡΙΕΣ ΕΞΕΤΑΣΕΙΣ Γ ΤΑΞΗΣ ΗΜΕΡΗΣΙΟΥ ΓΕΝΙΚΟΥ ΛΥΚΕΙΟΥ ΠΕΜΠΤΗ 15 ΜΑΪΟΥ 2014 ΕΞΕΤΑΖΟΜΕΝΟ ΜΑΘΗΜΑ: ΑΡΧΑΙΑ ΕΛΛΗΝΙΚΑ ΘΕΩΡΗΤΙΚΗΣ ΚΑΤΕΥΘΥΝΣΗΣ

Die regering van die Kerk 1Tim 2:1-7. Die plaaslike kerk moet n biddende kerk wees (a).

Mr. Adam Smith Smith's Plastics 8 Crossfield Road Selly Oak Birmingham West Midlands B29 1WQ

Περί της Περεγρίνου τελευτής

Ι ΑΓΜΕΝΟ ΚΕΙΜΕΝΟ Αριστοτέλους Ηθικά Νικομάχεια Β 1,5-8

Reizen Gezondheid. Gezondheid - Noodgeval. Gezondheid - Bij de dokter

Julie Lees: Mark 13:9-13. Skrifverklaring.

ΠΡΩΤΑΓΟΡΑ 322Α - 323Α

Die genade gawes Van God:

LOUKIANOS ΙΚΑΡΟΜΕΝΙΠΠΟΣ Η ΥΠΕΡΝΕΦΕΛΟΣ

EDU IT i Ny Testamente på Teologi. Adjunkt, ph.d. Jacob P.B. Mortensen

NEDERLANDS 4 ΕΛΛΗΝΙΚΑ 27

Over de droom of het leven van Loukianos

Zakelijke correspondentie Brief

ΗΡΟΔΟΤΟΥ ΙΣΤΟΡΙΩΝ ΔΕΥΤΕΡΑ ΕΠΙΓΡΑΦΟΜΕΝΗ ΕΥΤΕΡΠΗ

ΑΔΙΔΑΚΤΟ ΚΕΙΜΕΝΟ β ΛΥΚΕΙΟΥ

Markus 16:9-20(a) Wanneer Jesus, ons Here wat opgestaan het, jou ontmoet, oorwin Hy ongelof, en verander Hy jou lewe radikaal.

Ὁ πιστὸς φίλος. Πιστεύω¹ τῷ φίλῳ. Πιστὸν φίλον ἐν κινδύνοις γιγνώσκεις². Ὁ φίλος τὸν

GAGGIA BABILA SUP046DG

S01 / 640 / 641 EN FR DE ES NL PT RU EL PL TR HR CONTROL PANEL PANNEAU DE CONTRÔLE SCHALTDISPLAY PANEL DE CONTROL BEDIENINGSPANEEL PAINEL DE CONTROLO

Transcript:

Μῦθος 12 12.1 Het medium 1. Sommige Griekse werkwoorden hebben niet alleen actieve en passieve vormen, maar ook schijnbaar passieve met een actieve betekenis. We noemen die vormen mediale vormen en het geheel ervan het medium. Zoals het woord het zelf zegt, houdt het medium het midden tussen actief en passief: de uitgangen zijn passief, maar de vertaling actief met een speciale nuance. 2. Het medium wordt gebruikt om te zeggen dat het onderwerp a) met grotere inzet handelt (we noemen dat een intensief medium) vb. Ἔχεται τῆς µμητρόός. Hij houdt zijn moeder stevig vast. b) in zijn eigen voordeel handelt (we noemen dat een indirect reflexief medium) vb. Σῴζεται τὴν οἰκίίαν. Hij redt zijn huis. c) tegelijk ook lijdend voorwerp is (we noemen dat een direct reflexief medium) vb. Ἵστανται Ze stellen zich op, ze gaan staan. Ἱστάάµμεθα We stellen ons op, we gaan staan. 3. Let op het verschil tussen passief, mediaal en deponent : Σῴζοµμαι ὑπὸ τοῦ πατρόός. passief (< σῴζειν) Ik word gered door mijn vader. Σῴζοµμαι τὴν ναῦν. mediaal (< σῴζειν) Ik red mijn eigen schip. Τοῦτο οὐ βούύλοµμαι. deponent (< βούύλεσθαι) Dat wil ik niet. Deponente werkwoorden hebben geen actieve vervoeging; de mediale vorming heeft bij die deponente werkwoorden een actieve betekenis, zonder mediale schakering. Deponente vormen vertalen we gewoon actief, mediale vormen vertalen we speciaal actief: intensief, indirect reflexief of direct reflexief. Mythoi Mythos 12 1

12.1.α Let op de vertaling van de gemarkeerde werkwoorden. 1. Οἱ δοῦλοι πάάντα πρὸς τὸ δεῖπνον παρασκευάάζουσιν. 2. Τὸ δεῖπνον παρασκευάάζονται. 3. Παρασκευάάζονται πρὸς τὸ δεῖπνον. 4. Τόόδε τὸ δεῖπνον οὐχ ὑπὸ δούύλων παρασκευάάζεται. 5. Ὁ µμικρὸς υἱόός µμου καὶ αὐτὸς πάάρεστιν ἐν τῷ δείίπνῳ φοβούύµμενος δὲ τοὺς παρόόντας, τῆς χειρόός µμου λαµμβάάνεται. De slaven maken alles klaar voor de maaltijd. Ze maken (voor zich) hun maaltijd klaar. Ze maken zich klaar voor de maaltijd. Deze maaltijd wordt niet klaargemaakt door slaven. Ook mijn zoontje is erbij op de maaltijd, maar omdat hij bang is van de aanwezigen, grijpt hij mijn hand stevig vast. WERKWOORDEN DIE VAAK MEDIAAL GEBRUIKT WORDEN actief passief medium αἱρεῖν nemen, grijpen genomen worden gegrepen worden kiezen (< voor zich nemen) ἔχειν hebben, houden gehouden worden (stevig) vasthouden (*) ἱστάάναι opstellen opgesteld worden voor zich opstellen gaan staan, halt houden λαµμβάάνειν nemen genomen worden (stevig) vastgrijpen (*) παρασκευάάζειν klaarmaken klaargemaakt worden (παύύειν) (doen ophouden) voor zich klaarmaken zich klaarmaken ophouden (< zich doen ophouden) σῴζειν redden gered worden het zijne redden (< voor zich redden) τρέέπειν wenden gewend worden zich wenden φαίίνειν laten zien, tonen (getoond worden) schijnen, blijken (< zich laten zien) (*) De mediale werkwoorden ἔχεσθαι en λαµμβάάνεσθαι hebben een voorwerp in de genitief bij zich dat het contact uitdrukt. vb. Τῆς χειρόός µμου λαµμβάάνεται. Hij grijpt mijn hand stevig vast. Mythoi Mythos 12 2

Mediaal of passief? 1. Meestal is het direct duidelijk of een vorm mediaal of passief is: - zie je een handelend voorwerp à zeker passief. vb. Ὑπὸ τοῦ στρατηγοῦ σῴζεται. Hij wordt gered door de aanvoerder. - zie je een lijdend voorwerp à zeker medium. vb. Τὸν οἶκον σῴζεται. Hij redt zijn huis. 2. Soms moet de context duidelijk maken of je met een medium of met een passief te maken hebt. 12.1.β. Vertaal. 1. Παρασκευάάζονται εἰς µμακρὸν πόόλεµμον. 2. Ἄριστον ἡγεµμόόνα αἱροῦνται. 3. Ἐσκοπούύµμεθα τὰ ζῷα. 4. Τὸ παιδίίον ἔχεται τῆς στολῆς µμου. (ἡ στολήή: het kleed) 5. Οἱ πολέέµμιοι οὐκέέτι φαίίνονται. 6. Τρέέπονται πρὸς ἡµμᾶς. 7. Ἵστανται πρὸς τῇ θύύρᾳ. Mythoi Mythos 12 3

8. Ἐβουλόόµμεθα σῴζεσθαι τοὺς οἴκους. 9. Λαµμβάάνεται τῶν ποδῶν µμου. 12.1.γ Markeer de mediale werkwoordsvormen. Leg telkens uit wat het medium wil uitdrukken. Vertaal. 1. Ἐν τῇ Σπάάρτη ἔδει τοὺς παῖδας αὐτοὺς τὴν τροφὴν πορίίζεσθαι. 2. Ὅτε δὲ κλέέπτων ἐλαµμβάάνετο παῖς τις, ἐτιµμωρεῖτο αὐτὸν ὁ ἄρχων. 3. Ὅδε ὁ παῖς, ἀσθενὴς ὤν, κατακλίίνεται. (κατακλίίνειν : in bed liggen) 4. Ὅτι δὲ ψῦχόός ἐστίίν, ἐγκαλύύπτεται εἰς τὴν χλαµμύύδα. (ψῦχόός ἐστίίν : het is koud - ἐγκαλύύπτειν : hullen in - ἡ χλαµμύύς : de mantel) 5. Μετὰ πολὺν χρόόνον ἀνίίστασθαι βούύλεται. (ἀνιστάάναι : doen opstaan) 6. Ὅτι δὲ τοῦτο σχεδὸν ἀδύύνατον αὐτῷ ἐστιν, τῆς χειρόός µμου ἔχεται. Mythoi Mythos 12 4

12.1.δ Is het gemarkeerde werkwoord passief of medium? Of is het geen van beide? Waaruit leid je dat af? Vertaal. 1. Ἄγγελος τις ἐν µμέέσῃ τῇ ἀγορᾷ ἵσταται καὶ τοῖς παροῦσι πολίίταις ἀγγέέλλει ὅτι οἱ Πέέρσαι ἐπὶ τὴν πόόλιν πορεύύονται. 2. Ἐνταῦθα πολλοὶ ἀνίίστανται βοῶντέές τε καὶ λέέγοντες ὅτι µμάάχεσθαι ὑπὲρ τῆς πόόλεως ἕτοιµμοίί εἰσιν. 3. Ἅτε µμέέγιστα κινδυνεύύοντες, ἄριστον στρατηγὸν αἱροῦνται. 4. Ταχέέως τὰ τέέκνα σῴζεσθαι πειρῶνται. 5. Ὑπὸ τῶν ἑταίίρων σῴζονται ἐκ δεινοτάάτου κινδύύνου. 6. Οἱ Πέέρσαι, τοὺς Ἕλληνας φοβούύµμενοι, εἰς φυγὴν τρέέπονται. 7. Φεύύγοντες δ'ʹ ἐκ τῆς πόόλεως, διώώκονται ὑπὸ τῶν πολιτῶν. 8. Οἱ δὲ πλείίστους Πέέρσας λαµμβάάνονται καὶ ἀποκτείίνουσιν. Mythoi Mythos 12 5

12.2 De aorist 12.2.α Wat is het noemwoord van de gemarkeerde aoristvormen? Vertaal. Vertaal die aoristvormen met een V.T.T. Na het offerfeest, waar Demodokos voor het eerst aan deelgenomen heeft, ontmoet deze zijn vriend Philippos. Er moet natuurlijk wat verteld worden D. Ὦ Φίίλιππε, σήήµμερον ἔθυσα τοῖς θεοῖς. (σήήµμερον: vandaag) Ἆρα καὶ σὺ αὐτοῖς ἔθυσας ; Ph. Ναίί, καὶ ἐγὼ καὶ ὁ ἀδελφόός µμου ἐθύύσαµμεν τοῖς θεοῖς. Μετὰ δὲ τὴν θυσίίαν ὁ ἱερεὺς ἡµμᾶς ἐκέέλευσε καθ'ʹ ἡµμέέραν εὔχεσθαι τοῖς θεοῖς. (ἡ θυσίία : het offer) D. Τοῦτο σαφῶς ἤκουσα καὶ αὐτοὺς θεραπεύύειν ἕτοιµμόός εἰµμι. Οὐκοῦν ἠκούύσατε τοὺς θεοὺς δυνατοὺς δεσπόότας εἶναι ; (θεραπεύύειν : vereren οὐκοῦν : dan niet) Ρh. Ναίί, οἱ διδάάσκαλοι ἡµμᾶς οὕτως ἐπαίίδευσαν, ὥστε φοβούύµμεθα αὐτοὺς καὶ θεραπεύύοµμεν καθ'ʹ ἡµμέέραν. (θεραπεύύειν : vereren) Μετὰ ταῦτα ἐπαύύσαντο λέέγοντες καὶ ἀπῆλθον οἴκαδε. (ἀπῆλθον : ze gingen) 1. Waaruit leid je af dat een indicatief aorist een verleden tijd is? 2. Welke medeklinker is blijkbaar de kenletter van de aorist? 3. Wat is de bindklinker bij deze aoristvormen? 4. Bij welke vorm is die bindklinker een andere klinker?. 5. Bij welke 2 vormen is er blijkbaar geen uitgang?.. 6. Hoe verklaar je dat ἐπαύύσαντο (laatste zin) een passieve uitgang heeft en toch niet passief vertaald wordt? Mythoi Mythos 12 6

12.2.β Splits de volgende aoristvormen in hun bestanddelen. Vertaal een indicatief met een V.T.T., een infinitief met een infinitief presens. 1. ἐ λ ύύ σ α µμ ε ν. 2. ἔ θ υ σ α ν. 3. ἐ κ έέ λ ε υ σ ε. 4. π α ι δ ε ῦ σ α ι. 5. ἐ σ τ ρ άά τ ε υ σ α. 6. ἐ κ ώώ λ υ σ α ς. 7. ἐ π α υ σ άά µμ ε θ α. 8. ἐ λ ύύ σ α τ ε. 9. ἤ κ ο υ σ α. 10. ἐ κ ι ν δ ύύ ν ε υ σ ε ν. 11. β ο υ λ ε ύύ σ α σ θ α ι. 12. ἐ π ι σ τ ε ύύ σ α τ ε. Mythoi Mythos 12 7

DE VORMING VAN DE SIGMATISCHE AORIST 1. De aorist is een typisch Griekse tijd. In het activum en in het medium heeft de aorist de volgende kenmerken : - een eigen stam, de aoriststam, die gevormd wordt met de kenletter σ; - een eigen themavocaal, nl. α. In de actieve indicatief 3 de pers. enk. verzwakt deze tot ε. - alleen in de indicatief aorist is er een augment en dan gaat het om een verleden tijd; - de persoonsuitgangen zijn dezelfde als bij die andere verleden tijd: het imperfec- tum, maar in de actieve l ste pers. enk. is er geen uitgang. - de infinitief aorist heeft geen augment en is dus geen verleden tijd. Hij wordt gewoonlijk als een infinitief presens vertaald. 2. De aorist van het model λύύειν: actief infinitief λῦ- σ- αι λύύ- σ- α- σθαι enk. 1 ste p. 2 de p. 3 de p. ἔ- λυ- σ- α ἔ - λυ- σ- α- ς ἔ - λυ- σ- ε(ν) mv. 1 ste p. ἐ- λύύ- σ- α- µμεν 2 de p. ἐ- λύύ- σ- α- τε 3 de p. ἔ- λυ- σ- α- ν medium ἐ- λυ- σ- άά- µμην ἐ- λύύ- σ- ω ἐ- λύύ- σ- α- το ἐ- λυ- σ- άά- µμεθα ἐ- λύύ- σ- α- σθε ἐ- λύύ- σ- α- ντο 3. Een aorist met kenletter σ noemen we een sigmatische aorist. Een sigmatische aorist is nooit passief: vb. ἔλυσα ἐλυσάάµμην ἐθεασάάµμην ik heb losgemaakt (actief) ik heb mezelf losgemaakt (medium) ik heb bekeken (deponent) Mythoi Mythos 12 8

12.3 Verbaalstam en tijdstam 12.3.α Markeer de werkwoordsvormen die aorist zijn. Beantwoord de vragen. 1. δεικνύύασιν - ἔδειξαν 2. ἐδείίκνυµμεν - ἐδείίξαµμεν Welke stam van δεικνύύναι wordt gebruikt voor het presens van dat werkwoord?. Welke 2 letters van die stam vind je niet terug in de aorist van dat werkwoord?. Welke stam van δεικνύύναι wordt gebruikt in het imperfectum van dat werkwoord? 3. ἐκλέέψατε - ἐκλέέπτετε Welke stam van κλέέπτειν wordt gebruikt voor het imperfectum van dat werkwoord? Welke letter van die stam vind je niet terug in de aorist?. 4. ἔστησα - ἵστηµμι Wat is de stam van ἱστάάναι in de vorm ἵστηµμι?. Welke letter van die stam vind je niet terug in de aorist?. 5. σῴζετε - ἐσώώσατε Welke letters van de stam van σῴζειν vind je niet terug in de aorist?. 6. ἐνόόµμισαν - νοµμίίζουσιν Welke letter vind je niet terug in de aorist van νοµμίίζειν? 7. ἀπόόλλυµμεν - ἀπωλέέσαµμεν Welke letters vind je niet terug in de aorist van ἀπολλύύναι?. 8. τάάττουσιν - ἔταξαν Wat is de stam van de vorm τάάττουσι? Welke letters vind je niet terug in de aorist van dat werkwoord? Mythoi Mythos 12 9

VERBAALSTAM EN TIJDSTAM 1. De blijvende kern van een werkwoord, die we in alle wijzen en tijden terugvinden, heet de verbaalstam. vb. De verbaalstam van σῴζειν is σω-. We vinden die verbaalstam terug zowel in het presens (vb. σῴζω, σῴζοντες), als in het imperfectum (vb. ἔσῳζον) en in de aorist (vb. ἔσωσαν). 2. Door bij die verbaalstam kenmerkende letters te voegen die typisch zijn voor een bepaalde tijd, worden de tijdstammen gevormd. vb. σω- + ιζ > σῳζ- σω- + σ > σωσ- 3. Besluit: verbaalstam σω- presensstam σῳζ- aoriststam σωσ- presens imperfectum aorist σῳζοµμεν ἐσῴζοµμεν ἐσώώσαµμεν 12.3.β Wat is de presensstam van deze werkwoordsvormen? Vertaal. 1. εὑρίίσκει 2. εἴχετε 3. οἴονται 4. διδόόασι 5. ᾑροῦντο 6. σκέέπτεται 7. ἐγιγνόόµμεθα Mythoi Mythos 12 10

8. ἠπόόρουν 9. τίίθησι 10. διελέέγοντο 12.3.γ Wat is de aoriststam van deze werkwoordsvormen? Vertaal. (στρατεύύειν: een veldtocht ondernemen - συµμβουλεύύειν: aanraden) 1. ἐσώώσαµμεν 2. ἐδέέξατο 3. ἔπεµμψα 4. ἔδειξεν 5. ἐστράάτευσαν 6. ἠδίίκησας 7. ἐτίίµμησα 8. ἐπαυσάάµμεθα 9. συνεβούύλευσε 10. ἐνόόµμισαν 12.3.δ Wat is de verbaalstam van de werkwoordsvormen van oefening γ? 1... 2... 3... 4... 5... 6... 7... 8... 9... 10... Mythoi Mythos 12 11

OPMERKINGEN BIJ VERBAALSTAM EN TIJDSTAM 1. Soms is de presensstam gelijk aan de verbaalstam. Dit is vooral zo bij de thematische werkwoorden met verbaalstam op - υ en op ευ. vb. λύύειν, παιδεύύειν, πορεύύεσθαι,... 2. Meestal is de verbaalstam korter dan de presensstam: vb. δεικ- δείίκνυναι σω- σῴζειν 3. Bij de contracte werkwoorden (modellen ποιεῖν, τιµμᾶν) wordt de verbaalstam meestal gevormd met een verlenging van de slotklinker van de presensstam: presensstam verbaalstam vb. ποιεῖν ποιε- ποιη- τιµμᾶν τιµμα- τιµμη- De contracte werkwoorden hebben alleen in het presens en het imperfectum een contracte vervoeging. In de aorist is de slotklinker van de stam immers gescheiden van de bindklinker door de kenletter σ. presens/imperfectum aorist vb. τιµμᾶτε (< τιµμα- ε- τε) ἐ- τιµμήή- σ- α- τε ἐποιοῦµμεν (< ἐ- ποιε- ο- µμεν) ἐ- ποιήή- σ- α- µμεν 4. Wanneer de verbaalstam eindigt op een medeklinker, versmelt die in de aorist met de kenletter σ. - de labialen β, π, φ versmelten met de σ tot ψ: ἐ- γραφ- σ- α > ἔγραψα - de gutturalen γ, κ, χ versmelten met de σ tot ξ: ἐ- διωκ- σ- α > ἐδίίωξα - de dentalen δ, τ, θ vallen weg voor de σ: ἐ- νοµμιδ- σ- α > ἐνόόµμισα Herhaal in de woordenlijst achteraan dit hoofdstuk een aantal werkwoorden die je in de loop van dit schooljaar geleerd heb, maar leer ze nu vanuit de verbaalstam: zorg dat je vanuit de verbaalstam de infinitief, de 1e pers. enk. en de betekenis kan geven. Mythoi Mythos 12 12

12.3.ε Splits deze vormen in hun bestanddelen. Benoem de stam die gebruikt is (PS of VS). Bepaal de tijd. Vertaal. 1. ἔκλεψα............ 2. ἔκλεπτε............ 3. ἐδείίκνυσαν............ 4. ἔδειξαν............ 5. ἔστησαν............ 6. ἵστασαν............ 7. ἐκόόµμισεν............ 8. ἐκόόµμιζεν............ 9. ἐτιµμώώρει............ 10. ἐτιµμώώρησε............ 11. ἠκούύοµμεν............ 12. ἠκούύσαµμεν............ 13. ἔπειθε............ 14. ἔπεισε............ Mythoi Mythos 12 13

12.3.ζ Splits deze vormen in hun bestanddelen. Benoem de stam die gebruikt is (PS of VS). Bepaal de tijd. Vertaal. 1. ἐπειρᾶτο............ 2. ἐχρήήσατο............ 3. ἔπεµμψας............ 4. ἐφοβούύµμην............ 5. ἔκρυψαν............ 6. ἠθέέλησεν............ 7. ἐδείίξαµμεν............ 8. ἐδεξάάµμην............ 9. καθίίσθασαν............ 10. ἦρχεν............ 11. ἦρξεν............ 12. ὥρµμησα............ DE VERTALING VAN DE INDICATIEF AORIST De indicatief aorist wordt als volgt vertaald: - met een V.T.T. als een verleden feit wordt meegedeeld. vb. Λέέγει µμοιω Τοῦτο οὐκ ἐποίίησα. Hij zegt me: Ik heb dat niet gedaan. - met een O.V.T. als er een verhaal wordt verteld. vb. Τέέλος δὲ τοὺς πολεµμίίους εἰς φυγὴν ἔτρεψαν καὶ ἐδίίωξαν. Tenslotte dreven ze de vijanden op de vlucht en achtervolgden hen. - soms ook met een V.V.T., namelijk in een bijzin. vb. Ἐπεὶ τοῦτο ἤκουσαν, ἐβουλεύύσαντο ἀπιέέναι. Toen ze dat gehoord hadden, besloten ze weg te gaan. Mythoi Mythos 12 14

12.4 Over Prometheus en Epimetheus In een ver mythologisch verleden, nog voor de heerschappij van de Olympische god Zeus, zwaaiden de Titanen, zoals Kronos, Okeanos en Japetos, de scepter. Maar Zeus, de zoon van Kronos, nam de wapens op tegen deze Titanen. Het gevolg van deze titanenstrijd is bekend : Zeus stootte Kronos van de troon en werd de nieuwe oppergod. Hij liet de Titanen vastketenen in de Tartaros, het diepste deel van de onderwereld. Daarna had Zeus nog een rekening te vereffenen met de vier zonen van de Titaan Japetos. Twee van hen hadden hun vader gesteund in de strijd en werden dus meteen gestraft. De andere twee, Prometheus en Epimetheus, bleven voorlopig nog buiten schot, omdat ze in de titanenstrijd afzijdig gebleven waren. Maar ook zij zouden zich algauw de toorn van Zeus op de hals halen Ἰαπετοῦ καὶ Κλυµμέένης ἦσαν παῖδες τέέτταρες, ὧν ὁ µμὲν Ἄτλας ἦν ἰσχυρόότατος (ἐκέέλευσεν οὖν αὐτὸν ὁ Ζεὺς φέέρειν τὸν οὐρανόόν), ὁ δὲ Μενοίίτιος ἀσεβέέστατος 5 (διὰ τοῦτο δ'ʹ ἐκεραύύνωσεν αὐτόόν ὁ Ζεὺς καὶ εἰς τὸν Τάάρταρον κατέέρριψεν), ὁ δὲ Προµμηθεὺς σοφώώτατος, ὁ δὲ ΈΈπιµμηθεὺς ἀφρονέέστατος. ἀσεβήής: goddeloos κεραυνοῦν: doodbliksemen ὁ Τάάρταρος: de onderwereld Ἐπεὶ δὲ Προµμηθεύύς ποτε αὐτὸν τὸν Δίία ἐξηπάάτησε 10 καὶ ταὐτὸ ποιεῖν ἐδίίδαξε τοὺς ἀνθρώώπους, Ζεὺς τούύτους ἐστέέρησε τοῦ πυρόός. Οἱ δ'ʹ ἄνθρωποι, ἅτε πῦρ οὐκέέτι ἔχοντες, µμάάλα ἠπόόρουν. 15 Ὁ οὖν Προµμηθεὺς λάάθρᾳ παρὰ θεῶν ὀλίίγον πυρὸς ἔκλεψε καὶ εἰς κοῖλον νάάρθηκα ἔκρυψεν, τοῦτον δὲ εἰς γῆν ἐκόόµμισεν. Οἱ δ'ʹ ἄνθρωποι ἡδέέως τὸ διδόόµμενον ἐδέέξαντο, 20 καίίπερ ἐπιστάάµμενοι ὅτι Προµμηθεὺς τοῦτο παρὰ θεῶν ἔκλεψεν. ταὐτόό = τὸ αὐτόό κοῖλος: holle νάάρθηξ : rietstengel Ἐτιµμώώρησαν οὖν αὐτούύς οἱ θεοὶ τόόνδε τὸν τρόόπον. Ἐκέέλευσαν τὸν Ἥφαιστον καλλίίστην γυναῖκα ποιήήσαι, 25 ταύύτην δὲ πάάντες τοῖς ἑαυτῶν δώώροις ἐκόόσµμησαν καὶ Πανδώώραν ἐκάάλεσαν. Mythoi Mythos 12 15

Ταύύτην δὲ πρὸς τὸν Ἐπιµμηθέέα ἔπεµμψαν, τίίµμιον πίίθον φέέρουσαν, ἐν ᾧ πάάντα τὰ κακὰ καὶ τὸν θάάνατον κατέέκλεισαν. τίίµμιος : kostbaar πίίθος : kruik κατακλείίειν : opsluiten 30 Ἐπιµμηθεὺς οὒν, ἅτε ἄφρων ὤν, ἡδέέως αὐτήήν ἐδέέξατο καὶ ἐγάάµμησεν, εἰ καὶ πολλάάκις αὐτόόν παρῄνεσεν ὁ ἀδελφὸς µμήήποτε παρὰ Διόός Ὀλυµμπίίου µμηδὲν δῶρον δέέξασθαι. Ἡ δε γυνὴ τὸν πίίθον ἀνέέῳξε 35 καὶ εὐθὺς τὰ κακάά καὶ ὁ θάάνατος τὴν γῆν ἐπλήήρωσαν. εἰ καὶ: ook al παραινεῖν : waarschuwen όό πίίθος : de kruik άάνοίίγειν : openen πληροῦν : vullen Na de mensheid krijgt ook Promethes zijn straf: Αὐτὸν δὲ τὸν Προµμηθέέα Ζεὺς ἐτιµμωρήήσατο τόόνδε τὸν τρόόπον. Ἐκέέλευσε γὰρ τὸν Ἥφαιστον τὸν Προµμηθέέα εἰς τὰ τοῦ Καυκάάσου ὄρη κοµμίίσαι, 40 ἐκεῖ δὲ σιδηροῖς δεσµμοῖς πέέτρᾳ τινὶ προσδήήσαι. Ὁ οὖν Ἥφαιστος αὐτὸν ἐκεῖ ἐκόόµμισε καὶ προσέέδησεν. Ἀετὸν δὲ καὶ ὁ Ζεὺς ἐπ'ʹ αὐτὸν ἔπεµμψεν, ἐκέέλευσε δὲ τοῦτον καθ'ʹ ἡµμέέραν τὸ τοῦ Προµμηθέέως ἧπαρ ἐκκολάάπτειν. 45 Τὸ δὲ ἧπαρ καθ'ʹ ήήµμέέραν ἐκκολαπτόόµμενον, νυκτὸς ἀεὶ αὖθις ηὐξάάνετο. Μετὰ δὲ χίίλια ἔτη ὁ Ἡρακλῆς τὸν ἀετὸν ἐτόόξευσε καὶ τὸν Προµμηθέέα, ἐῶντος τοῦ Διόός, 50 τῶν δεσµμῶν ἔλυσεν. σιδηροῦς: ijzeren δεσµμόός: boei προσδεῖν: vastbinden ἀετόός: arend τὸ ἧπαρ: de lever ἐκκολάάπτειν: uitpikken ὁ ἀετόός: de arend ἐῶντος τοῦ Διόός : met toelating van Zeus ὁ δεσµμόός: de boei Mythoi Mythos 12 16

1. Wie was Klumene? 2. Waarom werd Atlas door Zeus gestraft en hoe? 3. Wat zette Zeus er wellicht toe aan om precies aan Atlas die opdracht te geven? 4. Zoek eens op het internet op wie Atlas een tijdje ontlast heeft van die zware arbeid. 5. In het verhaal lezen we dat Zeus de mensen tot tweemaal toe strafte. Waarom werden de mensen een eerste keer gestraft? 6. Hoe waren de mensen ertoe gekomen om Zeus voor het hoofd te stoten? 7. Waarom werden de mensen een tweede keer gestraft? 8. Hoe waren de mensen er deze keer toe gekomen om Zeus uit te dagen? 9. Hoe gebruikte Zeus Epimetheus om de mensen te straffen? 10. Hoe werd Prometheus gestraft? 11. In welk land ligt het Kaukasusgebergte? Zoek desnoods op in een atlas. 12. In dit verhaal doet Zeus een beroep op twee attributen die gewoonlijk aan hem worden toegekend. Welke twee attributen? 13. Welke dubbele opdracht had Zeus de arend meegegeven? 14. De hoofdpersonages uit dit verhaal, Prometheus, Epimetheus en Pandora, hebben een naam gekregen die beantwoordt aan wie of wat ze voorstellen. Zoek eens op wat de namen Prometheus, Epimetheus en Pandora eigenlijk betekenen. 15. De straf voor Prometheus is er een van 'ʹtelkens weer herbeginnen'ʹ. Dat is niet ongewoon in Griekse mythen. Zoek eens op hoe dit ook het geval is voor Sisyphus en voor de Danaïden. Mythoi Mythos 12 17

EEN ANDERE FLATER VAN EPIMETHEUS Toen Zeus de nieuwe oppergod geworden was, vond hij dat de tijd rijp was om de aarde te bevolken met sterfelijke wezens. Hij gaf Prometheus en Epimetheus de opdracht om al die nieuwe levende wezens van gepaste eigenschappen te voorzien. Dadelijk ging Epimetheus aan het werk en hij begon met de dieren. Wie kracht kreeg, kreeg geen snelheid. Aan som- mige dieren gaf hij klauwen of hoeven om zich te verdedigen. Zwakkere dieren konden vluchten in de lucht of onder de grond. Om zich te beschermen tegen de wisseling van de seizoenen, kregen ze dichte haren of een stevige huid. Ze konden beschikken over allerlei voedsel: planten, boomvruchten, wortels of vlees. Zo bereikte Epimetheus, die dan toch niet zo dwaas was, dat iedere diersoort in leven kon blijven. Alles zag er goed uit, maar Epimetheus had zo kwistig alle beschikbare eigenschap- pen onder de dieren verdeeld, dat er niets meer overbleef voor... de mens. Die stond daar naakt, hulpeloos en kwetsbaar. Eens te meer moest Prometheus een oplossing zoeken voor wat zijn broer verknoeid had. Van Athena stal hij verstand en uit de smidse van Hephaestus stal hij het vuur. Om hun tere lichaam te beschermen, konden de mensen nu vuur maken en huizen bouwen. Ze konden ook wapens smeden om zich tegen sterkere dieren te verdedigen. Zo konden ze dank zij Prometheus overleven. Graag had Prometheus ook op de akropolis van Zeus burgerzin en sociale vaardigheden bemachtigd, maar die kans kreeg hij niet. Zo bleef het gevaar bestaan dat iedere mens zijn eigen gang zou gaan. Doordat ze niet konden samenwerken, werden ze uitgemoord door de wilde dieren. Uit nood groepeerden ze zich, maar ze deden elkaar onrecht aan en weer raak- ten ze verspreid en uitgemoord. Toen werd Zeus bang dat heel het mensenras zou omkomen en daarom zond hij Hermes naar de mensen om hen bij te brengen wat ze nodig hadden om samen te leven : wederzijds respect, rechtsgevoel... Met wetenschappelijke en technische kennis kan de mens zijn fysieke zwakheid in verge- lijking met de dieren wel compenseren, maar de mens is een sociaal wezen en om veilig te overleven moet hij ook sociale kwaliteiten ontwikkelen. Mythoi Mythos 12 18

12.5 De betekenis van de tijdstammen 12.5.α Bestudeer volgende zinnen. 1. Ὁ Προµμηθεὺς νυκτὸς καὶ ἡµμέέρας ἐβοήήθει τοῖς ἀνθρώώποις. Prometheus hielp de mensen dag en nacht. Ὁ Προµμηθεὺς ἐβοήήθησε τοῖς ἀνθρώώποις, κλέέπτων τὸ πῦρ παρὰ θεῶν. Prometheus hielp de mensen door het vuur van de goden te stelen (en dat is geslaagd). 2. Τῷ Προµμηθεῖ ἔδοξε βοηθεῖν τοῖς ἀνθρώώποις. Prometheus besloot de mensen (altijd) te helpen. Τῷ Προµμηθεῖ ἔδοξε βοηθῆσαι τοῖς ἀνθρώώποις. Prometeheus besloot de mensen (eenmaal) te helpen (zodat ze uit hun miserie verlost waren) DE BETEKENIS VAN DE TIJDSTAMMEN 1. De aoriststam op zich wijst niet op het verleden. Dat doet alleen de indicatief aorist, wegens het augment. De presensstam op zich wijst niet op het heden. Het imperfectum, dat met de presensstam gevormd wordt, wijst immers op het verleden, wegens het augment. 2. De Griekse tijdstammen drukken dus geen tijd uit, maar wel een aspect: een manier om de handeling te beschouwen. a. De aoriststam drukt dan uit dat men op het slagen van de handeling let. Het gaat dan gewoonlijk om een eenmalige handeling. vb. Ἐσωσε τὸ τέέκνον. Hij heeft het kind gered. Βούύλεται σωσαι τὸ τέέκνον. Hij wil het kind redden. b. De presensstam geeft aan dat men het verloop van de handeling op het oog heeft, het bezig zijn met de handeling. Het kan gaan om een langdurige of herhaalde handeling. vb. Σῳζει τὸ τέέκνον. Hij is het kind aan het redden. Πολλὰς ὥρας ἔσῳζε τὸ τέέκνον. Hij was het kind urenlang aan het redden. Mythoi Mythos 12 19

12.5.β Markeer ofwel het imperfectum ofwel de aorist. Verantwoord je keuze. Vertaal. 1. Ὁ Προµμηθεύύς ποτε αὐτὸν τὸν Δίία (ἐξηπάάτησεν - ἐξηπάάτα).... 2. Ὁ οὖν Ζεὺς αὐτόόν τε καὶ τοὺς ἀνθρώώπους δεινόότατα (ἐτιµμωρεῖτο - ἐτιµμωρήήσατο).... 3. Οἱ ἄνθρωποι πρῶτον µμὲν πολὺν χρόόνον (ἠπόόρουν - ἠπόόρησαν).... 4. Ἔπειτα δὲ τόόδε (ἐποίίει - ἐποίίησεν) ὁ Προµμηθεύύς.... 5. Τὸ πῦρ (ἔκρυπτε - ἔκρυψε) καὶ εἰς γῆν (ἐκόόµμισεν - ἐκόόµμιζεν).... 12.5.γ Markeer ofwel het imperfectum ofwel de aorist. Verantwoord je keuze. Vertaal. 1. Οἱ Ἀθηναῖοίί τε καὶ οἱ Σπαρτιᾶται τοὺς παῖδας (ἐδίίδαξαν - ἐδίίδασκον) πράάττειν τὰ δέέοντα....... 2. Οἱ Σπαρτιᾶται τοὺς παῖδας τοὺς ἀνδρείίους µμάάλα (ἐθαύύµμαζον - ἐθαυµμασαν).... 3. Τοὺς τῶν Σπαρτιατῶν παῖδας κλέέπτειν (ἐκέέλευον - ἐκέέλευσαν).... Mythoi Mythos 12 20

4. Εἰ δέέ τις κλέέπτων ἐλαµμβάάνετο, τόόνδε τὸν τρόόπον αὐτόόν (ἐτιµμώώρουν - ἐτιµμώώρησαν).... 5. Ἐν ἐρήήµμῳ τόόπῳ αὐτόόν (κατέέκλεισαν - κατέέκλειον). (κατακλείίειν: opsluiten)... DE TIJDSWAARDE VAN DE INFINITIEF 1. De infinitief heeft geen augment en drukt dus op zich geen verleden tijd uit. De infinitief presens en de infinitief aorist worden dan ook in principe op dezelfde manier weergegeven na werkwoorden die willen betekenen. - de infinitief presens drukt uit dat men op het verloop, op het bezig zijn of op de herhaling van de handeling let. vb. Τοῖς ἀνθρώώποις βοηθεῖν ἤθελεν. Hij wilde de mensen helpen (in alle omstandigheden) - de infinitief aorist drukt uit dat men op de afloop, op het slagen van de handeling let. vb. Τῷ ἑταίίρῳ βοηθῆσαι ἐθέέλει. Hij wil zijn kameraad helpen (bij de oplossing van een bepaald probleem) 2. In de infinitiefzin die afhangt van werkwoorden die betekenen zeggen, menen of verneme, heeft de infinitief een relatieve tijdswaarde. - de infinitief presens drukt uit dat de handeling van de infinitief gelijktijdig gebeurt of gebeurde met die van het hoofdwerkwoord. vb. Ἐνόόµμιζον τοὺς πολεµμίίους πάάντα παρασκευάάζειν πρὸς τὸν πόόλεµμον. Ze meenden dat de vijand alles aan het klaarmaken was voor de oorlog. - de infinitief aorist drukt uit dat de handeling van de infinitief vroeger gebeurde dan die van het hoofdwerkwoord. vb. Ἔφασαν τὸν Προµμηθέέα κλέέψαι ὀλίίγον πυρόός. Ze beweerden dat Prometheus een beetje vuur gestolen had. 3. Besluit: - - inf. aorist na werkwoorden die willen betekenen: aspectwaarde inf. aorist in een inf.zin na werkwoorden die zeggen, menen, vernemen betekenen: aspectwaarde + relatieve tijdswaarde in het verleden Mythoi Mythos 12 21

12.5.δ Markeer de infinitieven aorist. Kruis aan of de infinitief aorist louter aspectwaarde heeft of aspectwaarde + relatieve tijdswaarde in het verleden. Verantwoord je keuze. Vertaal de zin. louter aspectwaarde aspectwaarde + relatieve tijds- waarde in het verleden 1. Οἱ Ἕλληνες ἐνόόµμιζον τὸν Προµμηθέέα τὸ πῦρ κλέέψαι.... 2. Ἔφασαν δ αὐτὸν ἐξαπατῆσαι µμὲν τὸν Δίία, διδάάξαι δὲ τοὺς ἀνθρώώπους ταὐτὸ ποιεῖν....... 3. Ζεὺς ἐκέέλευσε τὸν Ἥφαιστον καλλίίστην γυναῖκα ποιῆσαι.... 4. Ταύύτην δὲ τὴν γυναῖκα εἰς γῆν ἔπεµμψεν.... 5. Τῷ Ἐπιµμηθεῖ ἔδοξεν τὴν γυναῖκα δἐξασθαι.... 6. Ἐνόόµμιζε τὸν Δίία αὐτὴν πέέµμψαι τῆς εὐσεβείίας ἕνεκα. (ἡ εὐσεβείία: de vroomheid)... 7. Ὁ ἀδελφὸς ὅµμως αὐτὸν παρῄνεσε µμήήποτε δῶρόόν τι δέέξασθαι παρὰ Διὸς. (παραινεῖν : waarschuwen)...... Mythoi Mythos 12 22

8. Ὁ Ἐπιµμηθεὺς τὰ τῷ ἀδελφῷ δόόξαντα πρᾶξαι οὐκ ἠθέέλησεν. (τὰ δόόξαντα + dat.: de beslissingen van )... 9. Αὐτὸν γὰρ φθόόνου ἕνεκα τοῦτο κελεῦσαι ἐνόόµμισεν.... 12.6 Herhalingsoefeningen op presens, imperfectum en aorist 12.6.α Splits deze vormen in hun bestanddelen. Bepaal de tijd. Vertaal. 1. ἤκουσαν.... 2. ἥδονται.... 3. ἔπραξα.... 4. ἡγοῦντο.... 5. χρῶνται.... 6. ἐγιγνόόµμην.... 7. ἔπεισε.... 8. ἑώώρων.... 9. τιµμῆσαι.... 10. λύύουσαι.... 11. δύύνασαι.... 12. ἐπολέέµμησαν.... 13. ἐπεχείίρει.... 14. ἐδείίκνυσαν.... 15. ἔστησα.... 16. ὡµμολόόγουν.... Mythoi Mythos 12 23

12.6.β Vertaal. Maak hierbij een onderscheid tussen het imperfectum en de aorist. 1. Πάάντα ἐθεασάάµμεθα. 2. Τίίνι θεῷ ἔθυσαν ; 3. Καλῶς ᾔδετε. 4. Εὖ ἠγωνίίσαντο. 5. Ἤρξαντο τοῦ δρόόµμου. 6. Ἐφύύλαττον ἡµμᾶς. 7. Ἐθεᾶτο ἃ ἔγραψα. 8. Οὐκ ἤκουόόν µμου. 9. Ἔδοξεν αὐτοῖς ταυτα ποιῆσαι. 10. Ἄµμεινον εἶναι ᾠόόµμεθα. 11. Πόότε ἐτελεύύτησεν ; 12. Ἐφοβοῦντο τινα. Mythoi Mythos 12 24

Woordenlijst Mythos 12 12.1 1 σαφ- σαφήής σαφήής, σαφέές duidelijk 2 αιρε- αἱρεῖν αἱρῶ 1. nemen, grijpen 2. innnemen αἱρεῖσθαι αἱροῦµμαι kiezen (< voor zichzelf nemen 3 ἱστα-, ἱστη- ἱστάάναι ἵστηµμι 1. doen staan 2. opstellen ἵστασθαι ἵσταµμαι 1. voor zich opstellen 2. zich opstellen, gaan staan 4 ἀν- ιστα, ιστη- ἀνιστάάναι ἀνίίστηµμι doen opstaan ἀνίίστασθαι ἀνίίσταµμαι opstaan 5 βουλευ- βουλεύύεσθαι βουλεύύοµμαι 1. overleggen 2. besluiten (< zichzelf doen opstaan) 6 ἐχ- ἔχεσθαι ἔχοµμαι + gen. zich vasthouden aan iets/iemand 7 τρεπ- τρέέπειν τρέέπω wenden, keren τρέέπεσθαι τρέέποµμαι zich wenden 8 ποριζ- πορίίζειν πορίίζω bezorgen πορίίζεσθαι πορίίζοµμαι verwerven (< voor zichzelf bezorgen) 9 σχεδόόν bijna 10 ἀγγελ- ὁ ἄγγελος τοῦ ἀγγέέλου de bode 11 ἀγορ- ἡ ἀγοράά τῆς ἀγορᾶς de markt 12 ἐνταῦθα 1. dan, op dat moment 2. daar 13 ταχυ-, ταχε-, ταχύύς ταχεῖα, ταχύύ snel ταχει- 14 διωκ- διώώκειν διώώκω achtervolgen Mythoi Mythos 12 25

12.2 15 στρατευ- στρατεύύειν στρατεύύω een veldtocht ondernemen 16 οἴκαδε naar huis 17 ναίί ja 18 καθ ἡµμέέραν elke dag 19 διδασκαλ- ὁ διδάάσκαλος τοῦ διδασκάάλου de schoolmeester Lijst van verbaalstammen van eerder geleerde werkwoorden waarbij de verbaalstam verschillend is van de presensstam. Deze werkwoorden duiken in de volgende oefeningen/teksten op in aoristvormen, dus moet je de verbaalstam kunnen herkennen. VS δεικ- δεικνύύναι δείίκνυµμι tonen, aantonenδ dedeelrelf,f VS κλεπ- κλέέπτειν κλέέπτω stelen VS στη- ἱστάάναι ἵστηµμι 1. doen staan 2. opstellen VS σω- σῴζειν σῴζω redden VS νοµμιδ- νοµμίίζειν νοµμίίζω 1. menen 2. beschouwen als VS ἀπ- ολε- ἀπολλύύναι άάπολλύύµμι doden VS ταγ- τάάττειν τάάττω opstellen VS ἀδικη- ἀδικεῖν άάδικῶ onrechtvaardig (be)handelen VS τιµμη- τιµμᾶν τιµμῶ eren, huldigen VS κοµμιδ- κοµμίίζειν κοµμίίζω brengen VS τιµμωρη- τιµμωρεῖν/ τιµμωρῶ wreken, straffen τιµμωρεῖσθαι τιµμωροῦµμαι (zich) wreken, straffen VS κρυφ- κρύύπτειν κρύύπτω verbergen VS ἐθελη- ἐθέέλειν ἔθελω willen VS ὁρµμη- ὁρµμᾶν ὁρµμῶ starten VS ποιη- ποιεῖν ποιῶ 1. maken 2. doen VS γαµμη- γαµμεῖν γαµμῶ huwen VS βοηθη- βοηθεῖν βοηθῶ + dat. (iemand) helpen VS τελευτη- τελευτᾶν τελευτῶ 1. eindigen 2. sterven VS δοκ- δοκεῖ µμοι + inf. ik besluit te... Mythoi Mythos 12 26

12.3 20 συµμβουλευ- συµμβουλεύύειν συµμβουλεύύω aanraden 21 οἰ- οἴεσθαι οἴ(ο)µμαι menen 12.4 22 πετρ- ἡ πέέτρα τῆς πέέτρας de rots 23 πυρ- το πῦρ τοῦ πυρόός het vuur 24 µμήή niet 25 µμηδεν-, µμηδεµμι- µμηδείίς µμηδεµμίία, µμηδέέν 1. niemand, niets 2. geen µμηδε- εἷς: zelfs niet één 26 µμήήποτε nooit 27 ἐξ- απατα- ἐξαπατᾶν ἐξαπατῶ bedriegen, misleiden VS ἐξ- απατη- 28 κατα- ριπτ- καταρρίίπτειν καταρρίίπτω naar beneden werpen 29 VS κατα- ριφ- 30 κοσµμε- VS κοσµμη- κοσµμεῖν κοσµμῶ opsmukken, tooien, versieren 31 στερε- στερεῖν στερῶ beroven VS στερη- 32 τοξευ- τοξεύύειν τοξεύύω met de boog schieten 33 ἐπείί 1. nadat 2. omdat 34 λάάθρᾳ heimelijk, ongemerkt 35 διδασκ- διδάάσκειν διδάάσκω aanleren VS διδαχ- 36 τόόνδε τὸν τρόόπον op de nu volgende manier 37 εὐθύύς dadelijk 38 αὐξαν- αὐξάάνεσθαι αὐξάάνοµμαι groeien Mythoi Mythos 12 27

12.5 39 πραττ- πράάττειν πράάττω doen, handelen VS πραγ- 40 δεοντ- τὰ δέέοντα τῶν δεόόντων de plichten 41 ἀνδρει- ἀνδρεῖος ἀνδρείία, ἀνδρεῖον dapper 42 ἔρηµμ- ἔρηµμος ἔρηµμος, ἔρηµμον eenzaam, verlaten 43 ἕνεκα + gen. omwille van, wegens 44 φθον- ὁ φθόόνος τοῦ φθόόνου de jaloezie 12.6 45 πολεµμε- πολεµμεῖν πολεµμῶ oorlog voeren tegen VS πολεµμη- + dat. iemand 46 ἐπι- χειρε- ἐπιχειρεῖν ἐπιχειρῶ + dat. + inf. 1. aanpakken 2. proberen te 47 ὁµμολογε- ὁµμολογεῖν ὁµμολογῶ + dat. het eens zijn met iemand 48 ἀγωνιζ- ἀγωνίίζεσθαι ἀγωνίίζοµμαι kampen, wedijveren VS ἀγωνιδ- 49 δροµμ- ὁ δρόόµμος τοῦ δρόόµμου 1. de wedren, de loopwedstrijd 2. de looppas 50 φυλαττ- φυλάάττειν φυλάάττω bewaken Mythoi Mythos 12 28

Mythoi Mythos 12 29